woensdag 21 september 2011

In de ban van de drum

We sluiten allemaal onze ogen. Twintig ondernemende zakenvrouwen in een zaaltje bij een hip vergadercentrum. Linda, sjamaan en leider van deze workshop, slaat op haar drum. Doem, doem, doem, doem, klinkt het langzaam. Het geluid is warm en vol en trilt in mijn buik. Ik wil heel graag dat er iets met me gaat gebeuren zo meteen, maar ik voel me tegelijkertijd een idioot dat ik geloof in zulke heidense magie. Doem, doem, doem, doem.

Ik ga in gedachte naar een fijne plek, zoals Linda heeft geïnstrueerd. Even twijfel ik. Zal ik naar Terschelling gaan? Of naar de Biesbosch? Of naar mijn favoriete plekje bij de vogelhut even buiten ons dorp? Het wordt toch het strand, op een dag dat de golven hoog en machtig zijn. Woesj, woesj, ik hoor ze suizen in mijn binnenste. Doem, doem, doem, doem, gaat de drum, op een vreemde manier dwingend. Ik vraag in gedachten of ik mijn krachtdier mag zien. Linda zei dat het beter is om dat hardop te doen, of in elk geval zachtjes mompelend, maar dat durf ik niet zo goed, bang om raar gevonden te worden door de anderen.

Dan hoor ik mijn buurvrouw prevelen. Nu durf ik ook, maar ik wacht even, zodat het niet lijkt alsof ik haar nadoe. Doem, doem, doem, doem. Terwijl de drum steeds een beetje sneller gaat, beweeg ik mijn lippen en vraag bijna onhoorbaar: “Mag ik mijn krachtdier zien? Ik wil mijn krachtdier zien.” Ik herhaal de woorden een paar keer en voel me bij elke zin zekerder in mijn verzoek. “Ik wil heel graag mijn krachtdier zien.” Er flitst een vos voorbij. Volgens Linda kunnen er in deze trance, die een droomstaat is, allerlei dieren voorbij komen. Als ze je krachtdier niet zijn, zullen ze niet lang blijven. Ik ben blij dat de vos niet mijn krachtdier is. Zo sluw ben ik toch niet?

Doem, doem, doem, doem, zingt de drum. Nu doemt er een hert op uit de struiken. Huh, ik was toch op het strand? Het is een mannetje, met een enorm gewei. Ik ben op een open plek in een bos, op een heuvel met zijdezacht, lichtgroen gras. Dit dier rent niet weg, maar komt dichterbij. Als de grote, zwarte, leerachtige neus bijna de mijne raakt en ik diep in de reebruine ogen kan kijken, is het hert opeens een vrouwtje. Ik voel een liefdevolle band met dit zachtaardige, zorgzame wezen. Dan draait ze zich om en begint bij me vandaan te lopen, het bos in. Ik weet dat ze wil dat ik haar volg, maar ik weet niet hoe. Verderop staat ze stil en draait zich naar me om. Ik voel mijn oogleden vreemd trillen. “Hoe kan ik je volgen?” vraag ik haar. Maar ze zegt niets terug, kijkt me alleen maar aan met die wijze, een beetje melancholieke ogen. Doem, doem, doem, doem, doem, doem, doem, doem.

Ik weet niet wat ik moet doen. Iets houdt me tegen om haar te volgen. Inmiddels heeft mijn ratio het weer overgenomen van mijn gevoel. Toch wil ik dit sierlijke vrouwtjeshert, dat tot mijn verbazing blijkbaar mijn krachtdier is, achterna. Maar ik ben ook bang. Mijn hoofd blijft me maar vragen waar ik mee bezig denk te zijn. Doem, doem, doem, doem. Linda begeleidt de drum nu met haar stem. Zachtjes vormen haar stembanden allerlei woordenloze klanken die me doen denken aan Afrikaanse stammen. Stom hoofd, ik wil terug die mooie droom in. “Ik wil mijn krachtdier weer zien”, prevel ik opnieuw, nu wat luider. Een hele tijd gebeurt er niets. Mijn gedachten en mijn ziel spelen een potje schaak met elkaar. Ik voel de spanning ervan in mijn lijf. Dan, als ik bijna wil opgeven, zie ik opeens een krokodil. En de krokodil hapt zijn enorme kaken om het hert. Dat was het.

Na dit beeld weet ik dat ik niets meer te zien zal krijgen. Ik wacht tot Linda stopt met zingen en de drum vertraagt. Doem, doem, doem, doem. Als de laatste klank wegsterft, doe ik mijn ogen open en voel me verdwaasd, alsof ik ontwaak uit een diepe slaap. Om me heen zie ik dat veel vrouwen zich hetzelfde voelen. Langzaam, geholpen door ons eens flink uit te rekken, landen we weer op aarde. Ik kan niet wachten om te horen wat mijn beelden te betekenen hebben.

Iemand heeft een wolf gezien. Gaaf, die had ik ook wel gewild. Er is een kat gezien, een zwarte panter, een wit paard, een vlinder en nog een ander hert, een mannetje. Linda vertelt dat het mannetjeshert staat voor zichtbaarheid, voor ‘er staan’. Wie kijkt naar zo’n dier, weet precies wat ze bedoelt. Je kunt niet om zijn mannelijkheid, trots en kracht heen. Het gewei werd door sommige stammen gezien als weg naar de sterren. Het mannetjeshert is misschien wel de grote ster in zijn eigen show. Mijn vrouwtje daarentegen staat voor camouflage, voor onzichtbaarheid. Dat is waar herten en reeën meesters in zijn, opgaan in de massa van het bos. Het vrouwtjeshert staat ook voor moederschap, zacht en zorgzaam. Dit verhaal raakt me. Zowel zichtbaarheid als moederschap zijn momenteel grote thema’s in mijn leven.

De krokodil heeft volgens Linda dezelfde kenmerken als het hert. Ook een krokodil is goed in camouflage, maar op een iets andere manier: hij wacht geduldig en hapt toe op het juiste moment. Ja, daar kan ik zeker nog wat van leren. En ook de krokodil is een hele zorgzame moeder. Zij verdedigt haar kinderen met haar leven, maar gebruikt dezelfde dodelijke kaken ook om ze te dragen. Dat de krokodil het hert opeet, staat volgens Linda voor het feit dat ze tegenpolen zijn. De een is een prooidier, de ander een jager. Vaak hebben mensen twee krachtdieren. Eén dier dat erg op henzelf lijkt en vertrouwt en veilig is. En één dier dat je uitdaagt om over je eigen grenzen te kijken en je uit je comfortzone haalt. Dat is de functie van krachtdieren, ze leren ze iets over jezelf en zijn zo je gids op je levenspad.

Tenminste, dat geloofden onze voorouders. En ik vermoed dat ze wijzer waren dan wij met al onze moderne slimheid denken. Niet dat ik geloof dat er werkelijk spookdieren rondvliegen tussen hemel en aarde. Maar ons onbewuste heeft een enorme verbeeldingskracht. En het geeft ons hints vol levenswijsheid op allerlei manieren, van dromen tot het buikgevoel dat we intuïtie noemen. Er zijn ongelofelijk veel prachtige manieren waarop we die innerlijke wijsheid kunnen ervaren, of ermee in contact kunnen komen. Van het -inmiddels aardig ingeburgerde- mediteren, tot een heel scala aan andere oeroude werkvormen die wat verder van het bed van de meeste mensen staan. Op deze dag, op het evenement Bewust-Zijn van Vrouw en Passie, heb ik er een aantal mogen meemaken. Naast de kennismaking met mijn krachtdieren blijkt ook de heilige Tzolkin Kalender van de Maya’s (niet te verwarren met de Lange Kalender waarop sommigen het naderend einde der tijden baseren) een mooie bron van inzicht en inspiratie. Op de een of andere manier staat elk individu in verbinding met het universum en is er een hoop terug te vinden in de sterren. De Maya’s waren briljant en meesters in tijd, dat wordt door steeds meer wetenschappers erkend. Dus op de een of andere manier wisten ze wat ze deden.

Net zoals de maan de eb en vloed van het water en de vrouwelijke menstruatie regelt, zo zijn er nog veel meer niet zichtbare krachten van invloed op ons mensen en op onze wereld. De Maya’s en de meeste andere oude natuurvolkeren wisten dat. En ze deden er hun voordeel mee. Het is leuk om te zien dat wij moderne, nuchtere westerlingen, die onszelf eeuwenlang boven deze ‘barbarij’ hebben geplaatst, steeds meer interesse krijgen in deze oeroude wijsheden. Want nogmaals, die paar honderd vrouwen die aanwezig waren bij Bewust-Zijn van Vrouw en Passie, dat waren geen zweefteven, geen outcasts, geen idioten. Dat waren succesvolle, goed opgeleide zakenvrouwen, de meesten met een eigen onderneming. En dat lukt je alleen als je met je poten stevig in de Hollandse klei staat.

donderdag 15 september 2011

Niks of-of. En-en!

Duurzaamheid. Wat begon als een trend, lijkt inmiddels een opmars naar een nieuwe wereld. Materialisme en overconsumptie maken langzaamaan plaats voor spiritualiteit, creativiteit en natuur. Een plek waar je zo’n ontwikkeling goed kunt zien is het tijdschriftenschap in de supermarkt. Groene bladen die je vroeger slechts vond in de boekhandel -want alleen gelezen door geitenwollen sokken- prijken nu op de eerste rij, naast klassiekers als Libelle en Quote. Ook de Flow en Happinez, bladen die spiritualiteit en innerlijke groei combineren met creativiteit, hebben inmiddels oplagen waarvan het me niet zou verbazen als ze die van de Cosmopolitan voorbijstreven. En onlangs kwam Sanoma met een nieuwe gat-in-de-markt-dichter, met de rake titel Roots: terug naar je wortels in de natuur en in jezelf. Het tijdschriftenschap ademt een duurzame lifestyle.

Wat deze ontwikkeling zo groots maakt is dat het op alle terreinen van de samenleving plaatsvindt, ook al gaat het niet overal even snel. In de Albert Heijn verschijnt elke week een nieuw biologisch product. Grote bedrijven tellen niet meer mee als ze niet kunnen schermen met duurzaam werken en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Kleinere bedrijfjes die zich richten op bewuster leven, schieten als paddenstoelen uit de grond. Jongeren, de zogenoemde generatie Y, verkiezen steeds vaker het volgen van hun hart boven een financiële carrière. Yogascholen en cursussen mindfullness doen goede zaken, net als bedrijfsuitjes in het groen. Termen als zen en meditatie zijn al lang niet zweverig meer. Hippe, bekende mensen starten projecten voor een betere wereld. Vakanties met een authentiek, spiritueel of duurzaam karakter winnen het van het luxe resort aan de costa. Alleen in de politiek zie ik op dit vlak weinig gebeuren, maar dat is niet gek, want een echte verandering vindt plaats van binnenuit. En dat is precies wat er gebeurt. De kern is steeds: verantwoord voor het milieu, verantwoord voor andere mensen én verantwoord voor je innerlijke zelf.

Een ras-cynist zou kunnen zeggen: daar waar we ons voorheen materieel verrijkten over de hoofden van de minder bedeelden en de natuur, doen we dat nu spiritueel. Omdat anderen arm en kwetsbaar zijn en wij rijk, kunnen wij onszelf een goed gevoel geven met maatschappelijk verantwoorde speeltjes. We dragen een peperdure trui volgens de laatste mode en we kunnen onszelf ook nog eens op de borst kloppen over de goede daad die we ermee hebben gedaan. Maar dan denk ik: feit blijft dat een ander, of dat nu iemand aan de andere kant van de wereld is of in de verre toekomst, ermee geholpen is. Maakt het feit dat de gever er zelf ook beter van wordt, spiritueel of materieel, het voordeel voor de ontvanger minder groot?

Wij werden hier in het Westen tot nu toe opgevoed met het principe van of-of. Je hoorde op school of bij de hockeyers, of bij de rockers. Iets was goed of slecht. Je deed iets voor jezelf, of voor een ander. En iets goeds doen voor een ander, dat had dus al snel de smaak van zelfopoffering, wat weliswaar geprezen werd, maar waar maar weinig mensen trek in hadden. Misschien is dat wel de grootste verandering die nu plaatsvindt. Het hokjesdenken maakt plaats voor en-en. We zien dat alles twee kanten heeft en dat je daartussen niet hoeft te kiezen. Daar waar je, met materiële of extern gerichte doelen voor ogen, te maken krijgt met het principe van schaarste, zijn de mogelijkheden van je innerlijke rijkdom eindeloos. Juist als je datgene doet wat werkelijk goed is voor jezelf, als je creëert vanuit zelfbewustzijn, innerlijke groei en kracht, doe je ook goed voor een ander.

Dat is waar de wereld die ik om me heen zie steeds meer naar op weg lijkt. En dat vind ik ongelofelijk hoopvol.